
Verzoek tot afkondiging afkoelingsperiode gehonoreerd
Blog
De Rechtbank Gelderland heeft op 26 april 2024 beschikking gegeven op het verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode voor de duur van vier maanden ex artikel 376 Fw (gepubliceerd op 2 december 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:8456). Verzoekster heeft door de COVID-19-pandemie diverse schulden opgebouwd. Zij heeft haar schuldeisers vervolgens een akkoord aangeboden. De Belastingdienst is ook bij dit akkoord betrokken, maar heeft nog niet gereageerd op het aangeboden akkoord. Verzoekster meent dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming voort te kunnen zetten, in afwachting van de reactie van de Belastingdienst. De rechtbank honoreert het verzoek, maar verkort de termijn van vier naar twee maanden, aangezien er twijfel ontstaat over de betrouwbaarheid van de liquiditeitsprognose.
De feiten
Verzoekster is een commanditaire vennootschap. Zij richt zich op het uitbaten van horecagelegenheden. Door de COVID-19-pandemie heeft zij diverse schulden opgebouwd, waardoor zonder sanering van de schulden haar faillissement in lijn der verwachting ligt. Verzoekster is voornemens een (WHOA-)akkoord aan te bieden aan al haar schuldeisers ex artikel 370 lid 1 Fw, om een faillissement te voorkomen. Zij deponeerde ter griffie daarom een startverklaring ex artikel 370 lid 3 Fw. Enkele dagen later bood zij haar schuldeisers daadwerkelijk een akkoord aan, inhoudende betaling van 20% van de openstaande vorderingen tegen finale kwijting. Verzoekster heeft ook schulden bij de Belastingdienst die daarom ook in het akkoord wordt betrokken. Het verzoek tot homologatie van het akkoord is nog niet ingediend omdat nog wordt gewacht op een reactie van de Belastingdienst op het voorstel.
Omdat de reactie van de Belastingdienst op zich laat wachten en omdat Verzoekster recent door de rechtbank Gelderland is veroordeeld tot betaling van EUR 17.611,-, heeft zij belang bij het afkondigen van een afkoelingsperiode.
Gelet op het voorgaande verzoekt verzoekster om een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw.
Verzoekster meent dat de afkoelingsperiode in het belang is van alle crediteuren, aangezien er hoogstwaarschijnlijk niets zal toekomen aan de crediteuren als haar faillissement wordt uitgesproken. Zij stelt tevens dat derden ook niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad bij het toewijzen van de afkoelingsperiode. Daarbij is verzoekster in de kern ook levensvatbaar en zullen haar schulden naar verwachting gedurende de afkoelingsperiode niet groter worden dan het beschikbare actief, aldus verzoekster.
De beoordeling
Zoals hiervoor vermeld, verzoekt verzoekster op grond van artikel 376 Fw de rechtbank om een eerste afkoelingsperiode af te kondigen voor de duur van vier maanden. Daarbij heeft verzoekster gekozen voor een besloten akkoordprocedure en is het verzoek daarom in raadkamer behandeld. De rechtbank zag geen aanleiding om derden in de gelegenheid te stellen hun zienswijze te geven op het verzoek.
De rechtbank toetst het verzoek ter afkondiging van de afkoelingsperiode op grond van artikel 376 lid 4 Fw aan 3 vereisten, waarbij het verzoek zal worden toegewezen:
- indien summierlijk blijkt dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten;
- indien de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn;
- dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het eerste criterium dat het de rechtbank summierlijk is gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de onderhandelingen over het aangeboden akkoord te kunnen blijven voortzetten. De rechtbank overweegt in dat kader dat uitoefening van eventuele verhaalsmogelijkheden door crediteuren de inspanningen ten behoeve van het bereiken van een akkoord met de schuldeisers kunnen doorkruisen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het veroordelend vonnis.
Wat betreft het tweede criterium, oordeelt de rechtbank dat summierlijk is gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke crediteuren van verzoekster bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Het is namelijk voldoende aannemelijk dat het akkoord tot een beter resultaat voor de schuldeisers leidt dan het alternatief van een faillissement. De schuldeisers zullen namelijk in geval van faillissement geen uitkering ontvangen, terwijl zij bij een akkoord een betaling van 20% van hun vordering ontvangen.
Het verzoek van verzoekster voldoet ook aan het laatste criterium aangezien de rechtbank het voldoende aannemelijk acht dat verzoekster in ieder geval in staat is op korte termijn haar lopende verplichtingen te blijven voldoen zodat ook derden niet in hun belangen worden geschaad. De rechtbank neemt daarbij de overlegde liquiditeitsprognose, de ter zitting door verzoekster gegeven toelichting daarop en het actuele positieve banksaldo, in aanmerking.
De rechtbank brengt wel een beperking aan in de toewijzing van de verzochte afkoelingsperiode en verkort de verzochte duur van vier maanden naar twee maanden. Er bestaat namelijk enige twijfel over de liquiditeitsprognose, nu deze, over de maand april, te positief bleek ingeschat.
De rechtbank geeft aan dat bij een (eventueel) verzoek om de afkoelingsperiode te verlengen, moet worden gekeken of de onderneming levensvatbaar is en of zij aan haar lopende verplichtingen kan voldoen. Dit moet worden onderbouwd met wekelijkse liquiditeitsprognoses en een overzicht van het banksaldo. Daarnaast moet verzoekster aantonen wat de werkelijk gerealiseerde liquiditeit is geweest over april 2024. De levensvatbaarheidstoets van de rechtbank valt of staat aldus met de liquiditeitsprognoses. De rechtbank geeft aan dat zij twijfel heeft over de prognoses over de maand april. In dat verband is het begrijpelijk dat de rechtbank de afkoelingsperiode toewijst met daarbij de aanvulling dat moet worden aangetoond wat de werkelijke liquiditeit is geweest over de maand april. Het is evenwel onduidelijk welke gevolgen de rechtbank trekt als verzoekster daar geen of onvoldoende gehoor aan geeft. Dat blijkt ook niet uit de uitspraak.
Tot slot is verzoekster opgedragen om de rechtbank direct te informeren zodra de beslissing van de Belastingdienst op het akkoordvoorstel is ontvangen.
De beslissing
De rechtbank kondigt per heden een afkoelingsperiode af als bedoeld in artikel 376 Fw voor de duur van twee maanden. Derden kunnen daarmee niet zonder meer verhaal uitoefenen en faillissementsaanvragen worden in dat verband geschorst.
Keywords
Auteur(s)
