07 Nov 2023
blog

Vestiging pandrecht 'gone wrong': hoe zit het ook alweer?

Blog

De in dit blog te behandelen uitspraak is allesbehalve vernieuwend of rechtsvormend. Het gaat namelijk over de vraag of een geldverstrekker een met pandrecht gesecureerde vordering heeft op geldnemer. Ook betreffen de feiten een typische situatie: geldnemer failleert en geldverstrekker heeft zekerheden bedongen, die zij wil uitwinnen ter delging van de openstaande schuld van geldnemer. In de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant die in dit blog behandeld wordt, staat de vraag centraal of de geldverstrekker daadwerkelijk een rechtsgeldig pandrecht heeft gevestigd.  

De uitspraak 

Atlantis Financiers N.V. (“Atlantis”) is een financieringsmaatschappij en is naar eigen zeggen een ‘ervaren financier voor het MKB’, waaronder ten aanzien van het beheer van debiteurenportefeuilles. Eén van de producten die Atlantis aanbiedt is krediet op basis van het openstaande debiteurensaldo onder de naam ‘Impuls Krediet’. The People Company Zuid-Holland B.V. (“TPC”) heeft zakengedaan met Atlantis en haar bedrijfsvoering (deels) gefinancierd middels door Atlantis ter beschikbaar gestelde gelden. Op enig moment failleert TPC en meldt Atlantis zich bij de curator met een ondertekende en bij de Belastingdienst geregistreerde pandakte. Op basis daarvan meent Atlantis dat de vordering van TPC op het UWV van (afgerond) €15.000,- aan haar is verpand. Atlantis heeft namelijk middels een verzamelpandakte de vorderingen van haar cliënten – waaronder dus ook de vordering van TPC op het UWV – aan zichzelf verpand op basis van een daartoe verleende volmacht. In de pandakte zijn cliënten gedefinieerd als “natuurlijke personen, rechtspersonen of andere juridische entiteiten die met ATLANTIS een 'Kredietovereenkomst Impuls Krediet' hebben gesloten”. 

 

De curator en Atlantis raken verwikkeld in een geschil over de vraag of het pandrecht rechtsgeldig is gevestigd. De curator meent van niet en vordert een verklaring voor recht dat Atlantis geen rechtsgeldig pandrecht heeft teneinde te bewerkstelligen dat het UWV aan de boedel betaalt. In reconventie vordert Atlantis het spiegelbeeldige.  

 

De rechtbank oordeelt uiteindelijk dat niet is vast komen te staan dat TPC een ‘Impuls Krediet’ heeft afgesloten bij Atlantis, waardoor TPC niet kwalificeert als ‘cliënt’ in de zin van de pandakte. Atlantis heeft derhalve geen pandrecht op vorderingen van TPC, waaronder derhalve evenmin op de vordering op het UWV. De conclusie is daarmee dat de financieringsdocumentatie niet op orde is. Hoe had het dan wel gemoeten? 

 

Vestigen pandrecht 

Op grond van artikel 3:98 jo. 3:82 jo. 3:239 BW kan op een vordering een beperkt recht, zoals een pandrecht, worden gevestigd. Een stil pandrecht op vorderingen wordt ex artikel 3:239 BW gevestigd door middel van een authentieke of geregistreerde onderhandse akte zonder dat mededeling aan de debiteur van de verpande vordering wordt gedaan. In dezelfde authentieke of geregistreerde onderhandse akte kunnen ook vorderingen openbaar worden verpand. Of een vordering stil of openbaar is verpand, dient te worden vastgesteld door uitleg van de pandakte conform de Haviltex-norm volgens HR Eiser/Rabobank ‘Den Haag en Omgeving’, waarbij als uitgangspunt dient te gelden dat partijen een zo ruim mogelijke zekerheidsstelling hebben beoogd, behoudens aanwijzingen voor een andere uitleg, aldus de Hoge Raad in het arrest HBL/X

 

De te verpanden vordering dient in voldoende mate te worden bepaald in de pandakte. Het is echter niet noodzakelijk dat de vordering in de pandakte wordt gespecificeerd – indien de pandakte maar zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat, aldus de Hoge Raad in het Spaarbank Rivierenland/Gispen q.q.-arrest. De praktijk van een verzamelpandakte, waarbij alle vorderingen van alle pandgevers op derden worden verpand die op het tijdsstip van registratie van de verzamelpandakte bestaan of rechtstreeks zullen voortvloeien uit een op dat moment bestaande rechtsverhouding, is door de Hoge Raad in het arrest Dix q.q./ING bekrachtigd, mits de eerdere datering van de verzamelpandakte vaststaat waarin zowel de titel voor deze verpanding als het volmachtbeding ligt besloten. Concreet betekent dit dat de pandhouder met één (beknopte) pandakte een pandrecht kan vestigen op alle aan hem te verpanden goederen van alle pandgevers. De verzamelpandakte behoeft – kort door de bocht – enkel te bevatten dat pandhouder namens alle pandgevers op basis van verstrekte volmachten alle te verpanden goederen van die pandgever aan de pandnemer in pand geeft en dat de pandhouder die verpanding aanvaardt.  

De vraag of aan het bepaaldheidsvereiste is voldaan, is volgens de Hoge Raad in X/Heijmans een objectieve toets: de bedoeling van de partijen bij de pandakte is voor de beoordeling of is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste niet relevant, voor zover die bedoeling niet aan de hand van gegevens in de akte zelf of eventueel achteraf, kan worden vastgesteld. 

 

De rechtbank komt in het besproken vonnis niet eens toe aan het bepaaldheidsvereiste van de in pand te geven goederen: zij oordeelt dat er op basis van de financieringsdocumentatie ‘zoveel vragen en onzekerheden zijn’ rondom de vraag of TPC onder de definitie ‘Cliënten’ uit de verzamelpandakte valt, dat het er voor gehouden moet worden dat Atlantis geen pandrecht heeft; de rechtbank kan niet (voldoende) vaststellen of TPC als pandgever kwalificeert. Het beoordelen van de definitie “Cliënten” in de pandakte komt op hetzelfde neer als het beoordelen van de bepaalbaarheid van de pandakte, aldus de rechtbank. Daar komt bij dat de rechtbank oordeelt dat de stelling van partijen dat zij wel de bedoeling hadden om de vordering van het UWV te verpanden an sich ook niet kan slagen indien er geen pandakte is die dat bepaalt en die tevens de toets van het arrest X/Heijmans kan doorstaan. Kortom, de pandakte doorstaat de toets der kritiek niet.  

 

Conclusie 

Wanneer in de praktijk partijen wel beoogd hebben om een pandrecht te vestigen, of dat zelfs daadwerkelijk overeen zijn gekomen, maar toch geen rechtsgeldig pandrecht is gevestigd, is dat meestal gelegen in het niet-registreren van de pandakte. Veel minder vaak komt het voor dat het object van het pandrecht tussen partijen niet deugdelijk is aangewezen, dan wel een object is aangewezen, maar zoals in de onderhavige zaak onvoldoende duidelijk is of de pandgever wel behoort tot diegenen namens wie de pandnemer een pandrecht heeft doen vestigen. De reden daarvoor is de in dit blog genoemde soepele en heldere jurisprudentie van de Hoge Raad. Dat nota bene een financieringsmaatschappij haar financieringsdocumentatie kennelijk niet voldoende op orde heeft, verbaast dan ook tegen de achtergrond van de uitgekristalliseerde rechtspraak. De souplesse van de Hoge Raad kent grenzen en Atlantis heeft volgens de rechtbank deze grenzen overschreden.

Keywords

Financieringsdocumentatie
Uitleg pandakte
Vestiging pandrecht

Auteur(s)

Sjors Wahlbrinck

advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten N.V.

LinkedIn