Selectieve (wan)betalingen en verhaalsfrustratie: betaalautonomie bestuurder staat voorop
Blog
Een ruzie tussen een oud-werknemer en werkgever heeft geleid tot dit vonnis van de rechtbank Den Haag 14 september 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:9073), waarbij de rechtbank zich moest buigen over de vraag of sprake was van verhaalsfrustratie door het onttrekken van activa van de vennootschap, mede door het uitkeren van managementvergoedingen, door de bestuurder ten opzichte van de oud-werknemer. Heeft de bestuurder de vordering van de oud-werknemer selectief niet betaald? De vennootschap had namelijk de managementvergoedingen op basis van de managementovereenkomst aan de bestuurder voldaan, maar de vordering van de oud-werknemer onbetaald gelaten. De werknemer heeft de bestuurder aangesproken uit hoofde van verhaalsfrustratie, dan wel selectieve wanbetaling, en vordert dat de bestuurder in privé de vordering van de werknemer voldoet.
De werkgever heeft de werknemer op 9 juli 2018 al op non-actief gezet. Eind juli 2018 heeft werknemer met een andere oud-werknemer een faillissementsaanvraag gedaan bij de rechtbank Amsterdam, die door de rechtbank is afgewezen.
Op 7 september 2018 heeft de algemene vergadering van de werkgever besloten tot liquidatie van de vennootschap over te gaan en door de trustlicentie aan De Nederlandsche Bank (DNB) terug te geven. De bestuurder had als opdracht meegekregen om de vennootschap te liquideren en het personeel op economische gronden te ontslaan. Medio november 2018 is de trustlicentie teruggegeven aan de DNB en zijn ook nog diverse schuldeisers betaald. De afrekening met de oud-werknemer is echter niet gedaan. De vennootschap is tot op heden nog niet geliquideerd en bestaat nog steeds.
De werkgever heeft bij het UWV toestemming gekregen om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen tegen 1 maart 2019. De werknemer is vervolgens een verzoekschriftprocedure gestart bij de kantonrechter waarbij de werkgever veroordeeld is tot betaling van een transitievergoeding, vergoeding voor het inbrengen van klanten en overige vergoedingen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Tussen januari 2018 en maart 2019 heeft de bestuurder van werkgever aan de vennootschap diverse (management fee) facturen gestuurd, die ook door de werkgever zijn voldaan. Volgens de werknemer waren deze managementvergoedingen substantieel en hadden deze – mede – als doel om activa van de vennootschap te onttrekken. De bestuurder heeft daarentegen daadwerkelijk werk verricht om, op grond van het besluit van de algemene vergadering, de vennootschap te liquideren. De werknemer was ook van mening dat de bestuurder al het actief uit de vennootschap heeft gehaald, waardoor de vordering van de oud-werknemer niet kon worden voldaan. Het voorgaande was voor de werknemer reden om de (bestuurder van de) werkgever te dagvaarden op grond van verhaalsfrustratie dan wel selectieve wanbetaling en benadeling van de oud-werknemer.
De rechtbank stelt voorop dat het in de kern erop neerkomt of de bestuurder van werkgever onrechtmatig heeft gehandeld door een situatie te creëren waarin de werkgever geen verhaal meer bood voor de vorderingen van de oud-werknemer.
Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid is het maken van een persoonlijk ernstig verwijt vereist. De bestuurder is niet aansprakelijk volgens de rechtbank indien een vennootschapsschuldeiser benadeeld is wegens het onbetaald en onverhaalbaar blijven van zijn vordering, indien de enkele grond is dat de bestuurder heeft bewerkstelligd of heeft toegelaten dat de vennootschap een of meer andere schuldeisers heeft betaald met voorrang boven die specifieke vennootschapsschuldeiser. Van een ernstig verwijt is volgens de rechtbank sprake, indien vast komt te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat de vennootschap niet haar verplichtingen kon nakomen en daarvoor ook geen verhaal zou bieden.
De rechtbank benadrukt dat de betaalautonomie van een bestuurder voorop staat, ook indien de vennootschap niet meer in staat is om al haar schuldeisers te voldoen. Na het nemen van het besluit tot liquidatie van de onderneming, stond het vast dat de inkomsten van de vennootschap zouden opdrogen. De rechtbank benadrukt dat het betalen van een management fee niet op zichzelf onrechtmatig is. De bestuurder heeft namelijk daadwerkelijk werkzaamheden verricht, terwijl er op grond van de managementovereenkomst ook een recht op betaling van de management fee bestond. Bovendien waren de betaalde management fees tot 3 maart 2019 niet buitensporig hoog.
De bestuurder had echter ook andere bedragen in rekening gebracht, die niet zagen op de management fee of op vakantiegeld. Zoals een werkgeversopslag voor sociale lasten en een bonus. Volgens de rechtbank volgt het declareren van dergelijke kosten niet uit de managementovereenkomst en vallen die kosten niet onder een managementvergoeding. De rechtbank meent dan ook dat deze specifieke betalingen niet de toets der kritiek kunnen doorstaan omdat het lijkt dat voor deze betalingen een persoonlijk belang van de bestuurder heeft gespeeld. De bestuurder wist namelijk van het aanstaande besluit van de algemene vergadering tot liquidatie van de onderneming en wist ook van het gegeven dat een financiële afwikkeling met de oud-werknemer nog moest komen. Dat enkele betalingen een paar dagen voor het formeel nemen van het besluit zijn gedaan, maakt de conclusie niet anders. De bestuurder had toen al moeten voorzien dat er onvoldoende geld in kas was om alle schulden van de vennootschap te voldoen. Ook de uitgekeerde bonusbedragen aan de bestuurder kunnen de toets der kritiek niet doorstaan, omdat ook daar de bestuurder zijn eigen belang zwaarder liet wegen dan het belang van de werknemer. Deze betalingen waren dan ook onrechtmatig tegen de oud-werknemer en waarvan de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kan worden.
De bestuurder had namelijk moeten weten dat de werknemer bedragen te vorderen zou hebben van de vennootschap en had de bestuurder moeten voorzien dat er onvoldoende geld in kas was om alle schulden van de vennootschap te voldoen.
De rechtbank wijst dan ook de vordering van de werknemer deels toe, voor een bedrag van € 32.211,47 te vermeerderen met de wettelijke rente, de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten.
Deze uitspraak is met name interessant vanwege de conclusie dat het blijven voldoen van managementvergoedingen aan een gelieerde partij op zichzelf niet onrechtmatig is indien daarvoor een deugdelijke rechtsgrond bestaat, zelfs als de bestuurder andere crediteuren onbetaald laat. De betaalautonomie van een bestuurder staat ook dan voorop, aldus de rechtbank.
Keywords
Auteur(s)
is advocaat bij Turnaround Advocaten.