De homologatie van een WHOA-akkoord
Blog
Op 1 januari 2021 is de WHOA in werking getreden. Hiermee is in de Faillissementswet een regeling opgenomen op grond waarvan een ondernemer/onderneming in financieel zwaar weer een akkoord kan aanbieden aan (een deel van) zijn schuldeisers en/of aandeelhouders. De schuldeisers/aandeelhouders worden in klassen ingedeeld en wanneer ten minste één klasse met het akkoord heeft ingestemd, kan de rechtbank het akkoord homologeren.
De WHOA wordt sinds de invoering veelvuldig gebruikt. Ook zijn er sindsdien vele akkoorden door rechtbanken gehomologeerd. Zo ook door de rechtbank Limburg op 9 september 2022 (ECLI:NL:RBLIM:2022:7171).
In de hierboven vermelde uitspraak heeft de rechtbank een op grond van de WHOA aangeboden akkoord gehomologeerd. Het betreft het WHOA-traject van een VOF die een slagerij exploiteert. Op enig moment heeft de VOF haar werkzaamheden uitgebreid naar cateringactiviteiten. Deze activiteiten bleken echter de positieve resultaten, die werden behaald met het exploiteren van de slagerij, teniet te doen. De cateringactiviteiten werden daarom weer gestaakt en met hulp hebben de vennoten gewerkt aan het weer winstgevend maken van de VOF. Zo werd er bezuinigd op personeelskosten en werd in restaurants een nieuwe afzetmarkt gevonden. De VOF werd weer een in beginsel levensvatbare onderneming. De schulden ontstaan door het cateringfiasco konden echter gelet op de omvang niet geheel worden voldaan en indien schuldeisers volledige betaling hiervan zouden eisen, zou dat het faillissement van de VOF betekenen. Om deze reden is de VOF een WHOA-traject gestart en heeft aan haar schuldeisers een akkoord aangeboden.
De schuldeisers van de VOF zijn op grond van art. 374 Fw ingedeeld in verschillende klassen: een klasse niet-MKB-schuldeisers, een klasse MKB-schuldeisers, een klasse waarin de Belastingdienst als preferente schuldeiser voorkomt en een klasse voor een schuldeiser aan wie een recht van tweede hypotheek is verleend, maar welke afstand heeft gedaan van het hypotheekrecht en haar vordering heeft achtergesteld onder de voorwaarde dat het akkoord wordt gehomologeerd.
In het akkoord werd aan de schuldeisers tegen finale kwijting betaling van een deel van hun vordering aangeboden. Op twee schuldeisers na hebben alle schuldeisers ingestemd met het door de VOF aangeboden akkoord. Eén schuldeiser heeft tegengestemd en één schuldeiser heeft zich onthouden van stemming. Een positief stemresultaat, want gelet op het bepaalde in art. 381 lid 7 Fw is door iedere klasse ingestemd met het akkoord.
De vennoten van de VOF hebben vervolgens op grond van art. 383 lid 1 Fw namens de VOF de rechtbank verzocht om het aangeboden akkoord te homologeren. De rechtbank stelt daarbij voorop dat ingevolge art. 384 Fw geldt dat het verzoek tot homologatie wordt toegewezen, tenzij blijkt dat een van de in art. 384 lid 2 Fw genoemde afwijzingsgronden zich voordoet (ook wel de algemene afwijzingsgronden genoemd) of een stemgerechtigde schuldeiser zich met succes beroept op één van de afwijzingsgronden die zijn opgenomen in art. 384 lid 3 en 4 Fw (ook wel de aanvullende afwijzingsgronden genoemd).
De algemene afwijzingsgronden zijn vooral bedoeld om een zuivere besluitvorming te borgen, terwijl met de aanvullende afwijzingsgronden wordt beoogd ervoor te zorgen dat het akkoord een herstructureringsplan omvat dat redelijk is. Art. 384 lid 2 Fw bevat acht algemene afwijzingsgronden, en een restcategorie (onderdeel i; andere redenen die zich tegen homologatie verzetten):
- De schuldenaar verkeert niet in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan;
- De schuldenaar heeft niet jegens alle stemgerechtigde schuldeisers voldaan aan de verplichtingen volgende uit art. 381 lid 1 Fw (het tijdig voorleggen van het akkoord) en art. 383 lid 5 Fw (het onverwijld schriftelijk kennisgeven van de beschikking van de rechtbank waarin de zitting waarop zij de homologatie behandeld is bepaald), tenzij de desbetreffende schuldeisers verklaren het akkoord te aanvaarden;
- Het akkoord of de daaraan gehechte bescheiden omvatten niet alle in art. 375 Fw voorgeschreven informatie, de klasseindeling voldoet niet aan de eisen van art. 374 Fw of de stemprocedure voldeed niet aan art. 381 Fw, tenzij zodanig gebrek redelijkerwijs niet tot een andere uitkomst van de stemming had kunnen leiden;
- Een schuldeiser had voor een ander bedrag tot de stemming over het akkoord moeten worden toegelaten, tenzij die beslissing niet tot een andere uitkomst van de stemming had kunnen leiden;
- De nakoming van het akkoord is niet voldoende gewaarborgd;
- De schuldenaar wil in het kader van de uitvoering van het akkoord nieuwe financiering aangaan en daardoor worden de belangen van de gezamenlijke schuldeisers wezenlijk geschaad;
- Het akkoord is door bedrog, begunstiging van één of meer stemgerechtigde schuldeisers of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand gekomen, onverschillig of de schuldenaar dan wel een ander daartoe heeft meegewerkt; of
- Het loon en de verschotten van de door de rechtbank aangewezen herstructureringsdeskundige, deskundige of observator zijn niet gestort of daarvoor is geen zekerheid gesteld.
Heeft de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van één van de algemene afwijzingsgronden en heeft geen van de schuldeisers of aandeelhouders met een beroep op de aanvullende aanwijzingsgronden bezwaar gemaakt tegen de homologatie, dan honoreert zij het homologatieverzoek. Pas als er wel bezwaar is gemaakt tegen de homologatie, vindt een verdere toets van het akkoord door de rechter plaats op grond van art. 384 lid 3 en 4 Fw (de aanvullende afwijzingsgronden).
In deze zaak heeft geen van de stemgerechtigde schuldeisers een beroep gedaan op de aanvullende afwijzingsgronden en de rechtbank komt bovendien tot het oordeel dat geen van de algemene afwijzingsgronden van toepassing is. De rechtbank homologeert dan ook het door de VOF aangeboden akkoord. Dit betekent ingevolge art. 385 Fw dat het akkoord verbindend is voor de VOF en voor alle stemgerechtigde schuldeisers, dus ook voor de tegenstemmende schuldeiser en de schuldeiser die zich heeft onthouden van stemming.
Keywords
Auteur(s)
is Universitair Docent Ondernemings- en Insolventierecht aan Maastricht University, Visiting Assistant Professor aan de China European Union School of Law, Beiijng