
Dwangakkoord afgewezen vanwege percentage
Blog
Een schuldenaar biedt aan zijn schuldeisers een akkoord aan waarbij 1% van hun vorderingen wordt voldaan. Drie schuldeisers gaan met het voorstel niet akkoord. De schuldenaar gaat naar de rechtbank en verzoekt dat de weigerachtige schuldeisers worden gedwongen om in te stemmen met het akkoord op grond van artikel 287a Fw. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank Den Haag op 3 februari 2022 dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is als schuldeisers hebben geweigerd in te stemmen met een schuldregeling waarbij 99% van hun vordering wordt kwijtgescholden (ECLI:NL:RBDHA:2022:744).
In het geval een schuldenaar zijn schuldeisers niet meer kan voldoen, dan kan hij een saneringstraject starten. Als op enig moment een voorstel wordt gedaan en schuldeisers weigeren om in te stemmen met het voorstel, dan kan gekozen worden voor het dwangakkoord.
De afgelopen week zijn er verschillende uitspraken gewezen ter zake van verzochte dwangakkoorden. Daarbij valt op dat vaak een dwangakkoord wordt toegewezen. In beginsel geldt dat een schuldeiser het recht heeft om met niet minder dan 100% van zijn vordering genoegen te nemen. Dit kan echter anders zijn als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie en ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat de schuldeisers weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Aan de eerste eis wordt vaak snel voldaan als een derde (een schuldbemiddelingsbureau) betrokken is geweest bij het akkoord. De tweede eis houdt een belangenafweging in tussen het belang van de schuldeisers bij volledige betaling en het belang van de schuldenaar bij het behoud van zicht op een schuldenvrije toekomst. De wetgever heeft daarbij gekozen voor een systeem waarbij mensen zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zoveel mogelijk af te lossen. In dit verband wordt bij de afweging betrokken de vraag of een dwangakkoord gunstiger is voor de schuldeisers dan de WSNP. Dit is al snel het geval, omdat in de WSNP de kosten van een bewindvoerder moeten worden voldaan.
In de rechtspraak leidt dit ertoe dat als een schuldenaar aan zijn maximale aflossingscapaciteit zit en een voorstel doet aan schuldeisers, de belangenafweging al snel doorslaat in het voordeel van de schuldenaar die zicht moet houden op een toekomst zonder schulden. Een paar voorbeelden uit de recente rechtspraak. Rechtbank Rotterdam 20 januari 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:834): “De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de inspanningsplicht tot en met 25 oktober 2022. W&I gaat er bovendien niet vanuit dat verzoeker op korte termijn kan re-integreren en zijn slechts bezig met het zoeken naar vrijwilligerswerk. Verzoeker heeft medische klachten, waaronder een slaapapneu en een depressie.” Rechtbank Den Haag 27 januari 2022: “De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 81,1% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van de heer [verweerder]. Gelet op deze belangen en gelet op het feit dat het voorstel het maximaal haalbare is, is de rechtbank van oordeel dat de weigering van de heer [verweerder] om in te stemmen met het voorgestelde akkoord – hoewel vanuit zijn perspectief niet onbegrijpelijk – onredelijk is.”
In deze uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 februari 2022 wordt anders geoordeeld (ECLI:NL:RBDHA:2022:744). De rechtbank Den Haag oordeelt dat het belang van de verzoeker duidelijk is, maar dat het onduidelijk is waarom de schuldeisers “afstand moeten doen van ruim 99% van hun vorderingen. Dat [verzoeker] niet meer kan aanbieden dan hij heeft gedaan en er met de aangeboden schuldregeling meer aan alle schuldeisers kan worden uitgekeerd dan in de WSNP - omdat de WSNP meer kosten met zich brengt - is hier niet doorslaggevend.” Het enkele gegeven dat de schuldenaar maximaal aflost volstaat niet als de schuldeisers 99% van hun vordering moeten kwijtschelden. Dit is opmerkelijk. Als het werkelijk het maximaal haalbare is voor de schuldenaar, waarom weegt dan het belang van de schuldeiser toch zwaarder? Relevant bij deze overweging is dat de twee weigerachtige schuldeisers samen 99% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. “Dat brengt mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat zij hebben geweigerd met de schuldregeling in te stemmen.” Het is tevens een verschil met de andere aangehaalde uitspraken, waarin het belang in de totale schuldenlast aanmerkelijk lager was. Ondanks dat het akkoord het maximaal haalbare was, moet het akkoord toch worden afgewezen.
Keywords
Auteur(s)

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten
