24 Dec 2021
blog

Conclusie van de advocaat-generaal bij het Europese Hof over bepaling van het toepasselijke recht op een Peeters/Gatzen-vordering

Blog

Op 28 oktober 2021 (ECLI:EU:C:2021:888) heeft advocaat-generaal (A-G) Campos Sánchez-Bordona van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) een conclusie gepubliceerd naar aanleiding van prejudiciële vragen van de rechtbank Midden-Nederland over het bepalen van het toepasselijke recht op een Peeters/Gatzen-vordering.

‘Internationale’ Peeters/Gatzen-vordering

In het faillissement van een vennootschap kan de curator in geval van benadeling van de gezamenlijke schuldeisers ten behoeve van die gezamenlijke schuldeisers een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad instellen tegen de bij benadeling betrokken derde(n) (zoals een bestuurder of aandeelhouder). Als die vordering wordt toegewezen en betaald, valt de opbrengst in de failliete boedel. Die opbrengst kan vervolgens in overeenstemming met de wettelijke rangorde worden verdeeld onder de schuldeisers. Een dergelijke vordering betreft een ‘Peeters/Gatzen-vordering’, vernoemd naar het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 1983 (ECLI:NL:HR:1983:AG4521).

 

In een zaak die voorlag bij de rechtbank Midden-Nederland, heeft een curator een Peeters/Gatzen-vordering ingesteld. In die zaak heeft de rechtbank prejudiciële vragen omtrent de rechtsmacht en het toepasselijk recht aan het HvJEU voorgelegd (ECLI:NL:RBMNE:2020:3552). De betreffende vragen zien onder meer op de toepassing van art. 4 van de Rome II-verordening op de Peeters/Gatzen-vordering. In dit blog wordt alleen op de vragen ingegaan die zien op dat artikel.

 

Relevante feiten

A, een Nederlandse BV, werd gefinancierd door haar enig aandeelhouder B, een Duitse vennootschap. Op enig moment staakt B de financiële ondersteuning van A, waarna A haar faillissement moest aanvragen en vervolgens failliet is verklaard. Het merendeel van de voorlopig erkende concurrente schuldeisers zijn Duitse schuldeisers. De overige niet-voldane schuldeisers zijn gevestigd in onder meer niet EU-landen. Het actief van de boedel is onvoldoende om alle schuldeisers volledig te voldoen.

 

De curator van A heeft jegens B een Peeters/Gatzen-vordering ingesteld, wegens schending van haar zorgplicht jegens de gezamenlijke schuldeisers. Het kernverwijt dat de curator maakt is dat B een risicovolle financiële constructie (structurele crediteurenfinanciering met uitholling van het eigen vermogen van A) in het leven heeft geroepen en in stand heeft gehouden die A kunstmatig in leven hield en derhalve bij de schuldeisers een schijn van kredietwaardigheid van A gewekt. B heeft zich - bij de aanvang, voortzetting en beëindiging van die constructie - de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van A niet aangetrokken.

 

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een stichting als behartiger van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van A als tussenkomende partij ex art. 3:305a BW bij de procedure is betrokken. Dit wordt in deze blog verder buiten beschouwing gelaten.


De prejudiciële vragen

De door de rechtbank aan het HvJEU voorgelegde prejudiciële vragen zien onder meer op de toepassing van art. 4 Rome II op de Peeters/Gatzen-vordering.

 

Art. 4 Rome II bepaalt dat het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad, in beginsel het recht van het land is waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.

De betreffende prejudiciële vragen houden het volgende in:

  1. Moet art. 4 Rome II aldus worden uitgelegd dat de plaats waar de schade zich voordoet, de plaats is waar de vennootschap is gevestigd die geen verhaal biedt voor de schade die de schuldeisers van de vennootschap hebben geleden door de schending van de zorgplicht?
  2. Is de omstandigheid dat de vorderingen zijn ingesteld door een curator uit hoofde van zijn wettelijke taak tot afwikkeling van de boedel, dan wel een collectieve belangenbehartiger ten behoeve van (maar niet namens) de gezamenlijke schuldeisers van invloed op de bepaling van deze plaats?
  3. Is de omstandigheid dat een deel van de schuldeisers woonplaats heeft buiten de EU van invloed op de bepaling van deze plaats?
  4. Is de omstandigheid dat op de tussen de A en B gesloten financieringsovereenkomst Duits recht van toepassing is verklaard een omstandigheid die maakt dat de onrechtmatige daad van B een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan Nederland?

Hierna worden de antwoorden van de A-G achtereenvolgens besproken.

 

Antwoord op vraag 1

Voor een uitleg van de ‘plaats waar de schade zich heeft voorgedaan’ verwijst de A-G naar een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (ECLI:EU:C:1990:8). Daarin werd geoordeeld dat de plaats waar de schade zich voordeed, de plaats was waar de (eerste) schade was ingetreden voor de direct benadeelden. Volgens de A-G kan in diezelfde lijn worden gesteld dat in dit geval de schade zich in de eerste plaats in het vermogen van de failliete vennootschap doet voelen en voor de schuldeisers van die vennootschap indirect is. De schade wordt geleden in het vermogen van een eerste subject (de vennootschap). Die schade werkt vervolgens door in het vermogen van een of meer andere subjecten, omdat het vermogen van de schuldenaar ontoereikend is om alle schulden te dekken. Volgens de A-G zal de Nederlandse rechter (dus) het Nederlandse recht moeten toepassen, indien de rechter van oordeel is dat het vermogen van de failliete vennootschap zich in Nederland bevindt.

 

Antwoorden op vragen 2 en 3

In de optiek van de A-G is beantwoording van deze vragen overbodig. Het gaat namelijk om de plaats waar de schade zich voordoet. En die plaats blijft hetzelfde, ongeacht of de vordering is ingesteld door de curator of een al dan niet buiten de EU gevestigde schuldeiser.

 

Antwoord op vraag 4

Art. 4 lid 3 Rome II bepaalt dat wanneer een onrechtmatige daad een ‘kennelijk nauwere band’ heeft met een ander land dan het land waar de schade is ingetreden, het recht van dat andere land van toepassing is. Dat artikel bepaalt verder dat een kennelijk nauwere band met name zou kunnen berusten op een reeds eerder bestaande en nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst (de ontsnappingsclausule). Het bestaan van de financieringsovereenkomsten tussen A en B is volgens de A-G slechts één omstandigheid waarmee rekening kan worden gehouden bij het bepalen of er sprake is van een kennelijk nauwere band met een ander land dan Nederland. Deze omstandigheid is volgens de A-G dus niet voldoende voor een kennelijk nauwere band.

 

Afsluiting

Gelet op het voorgaande, beantwoordt de A-G alleen de eerste vraag bevestigend. De A-G geeft het HvJEU in overweging om overeenkomstig zijn conclusie te antwoorden.

Indien het HvJEU de A-G volgt, dan zou dat mijns inziens een plausibele uitkomst zijn. In dat geval hoeft voor het bepalen van het toepasselijke recht in beginsel te worden gekeken naar de plaats waar het vermogen van de gefailleerde vennootschap zich bevindt. Dat biedt rechtszekerheid, voorspelbaarheid en (aldus) een voor een curator praktische uitkomst. Een andere uitkomst zou namelijk tot complexere situaties kunnen leiden. Zou dan naar het recht van het land van iedere individuele schuldeiser moeten worden gekeken? Kunnen dan diverse rechtstelsels op de Peeters/Gatzen-vordering van toepassing zijn? Dat is moeilijk voorstelbaar en valt ook moeilijk te rijmen met de aard van de Peeters/Gatzen-vordering als collectieve vordering ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers.

 

Ten tijde van de publicatie van dit blog heeft het HvJEU nog geen beslissing gepubliceerd. Bovendien staat de zaak nog niet op de openbare agenda van het HvJEU. Het is afwachten of het HvJEU de prejudiciële vraag overeenkomstig de conclusie van de A-G zal beantwoorden.

Keywords

Aansprakelijkheid
Curator
Insolventierecht
Peeters/Gatzen-vordering
Rome II
Toepasselijk recht

Auteur(s)

Aaron Bouman

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten te 's-Hertogenbosch