02 Apr 2021
blog

WSNP: Gedwongen schuldregeling na minnelijk traject

Blog

Een schuldenaar zal eerst het minnelijke traject moeten afronden voordat hij kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. In het kader daarvan zal moeten worden onderzocht of het mogelijk is om tot een minnelijke schuldregeling te komen. In het geval één of meer schuldeisers weigeren in te stemmen kan de schuldenaar de rechtbank verzoeken te bevelen dat de weigerende schuldeiser(s) alsnog instemmen.

Casus

In deze zaak heeft X een schuldenlast van € 259.500,51, waaronder een schuld aan ING Bank van € 88.053,71 en een schuld aan Y van € 9.847,00. Volgens X zou zij een afloscapaciteit hebben van € 53,00 per maand. Zij heeft een minnelijke schuldregeling aangeboden in het kader waarvan een bedrag van € 1.908,00 beschikbaar zou zijn voor uitkering aan de schuldeisers. Bij een wettelijke schuldsaneringsregeling zou volgens X geen uitkering kunnen plaatsvinden aan de schuldeisers. ING Bank en Y hebben geweigerd in te stemmen met het aangeboden akkoord. In deze zaak is door X op grond van artikel 287a Fw een verzoek gedaan aan de rechtbank te bevelen dat beide weigerende schuldeiser instemmen met de schuldregeling.

 

Wettelijk kader

In artikel 287a lid 5 Fw is bepaald dat de rechtbank dit verzoek zal toewijzen indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Of aan het vereiste van lid 5 is voldaan, wordt door de rechtbank bepaald aan de hand van criteria die vóór de inwerkingtreding van artikel 287a Fw in 2008 zijn ontwikkeld in de jurisprudentie (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 942, nr. 3. p. 18). Bij de beoordeling van het verzoek zal de rechtbank onder meer de volgende vragen moeten beantwoorden: (i) Is het schikkingsvoorstel door een onafhankelijke en deskundige partij getoetst? (ii) Is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd? (iii) Is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht? (iv) Biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldenaar? (v) Biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldeiser? (vi) Staat de weigerende schuldeiser alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers? (vii) Hoe groot is het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast?

 

Overwegingen Rechtbank en Hof

De vraag die in deze zaak centraal staat, is of voldoende duidelijk is gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht. De rechtbank had geoordeeld dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat het door X gedane voorstel het uiterste is waartoe zij in staat moet worden geacht. Uit de casus volgt dat zij in het verleden als buschauffeur heeft gewerkt, maar thans uitsluitend een bijstandsuitkering ontvangt. De rechtbank heeft er belang aan gehecht dat uit het door X ingediende verzoekschrift niet was gebleken dat zij niet in staat was om te werken. Terwijl het juist in het belang van de schuldeisers is dat X wordt verplicht zich in te spannen om meer eigen inkomsten te genereren, zodat mogelijk een hogere uitkering aan de crediteuren kan worden gedaan. Om die reden prevaleren de belangen van de weigerende schuldeisers boven die van X en werd het verzoek door de rechtbank afgewezen.

X heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing en op 22 februari 2022 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest gewezen (ECLI:NL:GHARL:2021:1671). X heeft tijdens het hoger beroep aangevoerd dat zij door haar gezondheidstoestand geen betaald werk kan verrichten en dat zij als gevolg daarvan door de gemeente ook is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Het hof heeft geoordeeld dat op grond van de overgelegde stukken onvoldoende is aangetoond dat zij arbeidsongeschikt is. Daarnaast hoeft de vrijstelling van de sollicitatieverplichting door de gemeente niet te betekenen dat zij in een eventuele wettelijke schuldsaneringsregeling geen inspanningsverplichting zal hebben.

 

Door X wordt onder andere ook nog aangevoerd dat haar kansen op de arbeidsmarkt gering zijn, vanwege het ontbreken van diploma’s, gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal en de gevolgen van de corona pandemie. Het hof gaat daarin ook niet mee. Het hof oordeelt dat iedere schuldenaar die wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling een inspanningsverplichting heeft om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Dit betekent dat een schuldenaar die geen werk heeft, moet solliciteren naar fulltime werk, tenzij sprake is van een vrijstelling. Uit de door het hof aangehaalde overwegingen van de rechtbank en de eigen overwegingen van het hof blijkt dat X onvoldoende heeft aangetoond dat zij niet in staat is om te betaald werk te verrichten. Het hof oordeelt naar mijn mening dan ook terecht dat de aangeboden schuldregeling niet het uiterste is waartoe X financieel in staat moet worden geacht. Door het hof wordt ook nog belang gehecht aan de omstandigheid dat de vorderingen van de twee weigerende schuldeisers gezamenlijk een substantieel deel, te weten bijna 38%, van de totale schuldenlast van X vertegenwoordigen. Het hoger beroep faalt dan ook en het vonnis van de rechtbank Midden Nederland wordt bekrachtigd.

 

Het verzoek voor een dwangregeling wordt gedaan in hetzelfde verzoekschrift waarin wordt verzocht om toelating tot de wettelijk schuldsaneringsregeling. In het geval het verzoek voor een dwangregeling wordt afgewezen, kan het subsidiaire schuldsaneringsverzoek worden behandeld. De rechtbank Midden Nederland heeft in deze casus de beslissing op het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling aangehouden in afwachting van de uitkomst van de hoger beroep procedure. Nu de uitkomst bekend is, zal nog een beslissing moeten worden genomen op het schuldsaneringsverzoek. Als X echter niet bereid is om fulltime betaald werk te verrichten, zal dit verzoek door de rechtbank afgewezen moeten worden op grond van artikel 288 lid 1 sub c Fw.

Keywords

Dwangakkoord
Gedwongen schuldregeling
Insolventierecht
Schuldsanering
WSNP

Auteur(s)

Pieter Nieuwenhuizen

Advocaat bij HVG Law

LinkedIn